Participatie is een belangrijke pijler van de Omgevingswet, die in werking is sinds 1 januari 2024. De omgevingswet voegt een aantal wetten samen met als doel wet- en regelgeving in het ruimtelijk domein eenvoudiger te maken. Maar: in de Wet staat niet wat er precies wordt verstaan onder participatie, dit is namelijk ‘vormvrij’. Hoe kan die participatie eruit zien en wat is de visie van SME hierop?
Participatie in de Omgevingswet in het kort
In de Omgevingswet wordt onder participatie verstaan: ‘’het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden [...] bij het proces van de besluitvorming over een project of activiteit’’. Hoe die participatie eruit ziet wordt niet gedefinieerd: het is aan overheden en particuliere initiatiefnemers hoe zij dit invullen. De wetgever heeft daarvoor de reden dat elke locatie, het soort besluit, de omgeving en de betrokkenen telkens anders zijn. En ook het moment waarop de participatie start, verschilt per situatie. Binnen de Omgevingswet wordt kort behandeld hoe participatie er uit ziet voor overheden en initiatiefnemers, dit verschilt namelijk.
Participatie vanuit de overheid
Als de overheid een ruimtelijk plan of project (zoals een aardgasvrije wijk) start, dan moet zij motiveren welke rol participatie speelt en heeft gespeeld bij bijvoorbeeld het vaststellen van een omgevingsplan, -visie, of -verordening. Hoe zijn belanghebbenden (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en medeoverheden) betrokken en wat was het resultaat?
Daarnaast zijn gemeentes, provincies en waterschappen verplicht participatiebeleid op te stellen. Ook hier zijn ze vrij in wat de inhoud van dit beleid is, en op welke participatieve manier het tot stand komt. Uit een recente inventarisatie blijkt dat elke decentrale overheid dit anders invult: de een met een verordening, de ander met een beleidsvisie. Een verordening is in juridische zin harder dan een beleidsvisie. De Wet versterking participatie op decentraal niveau verplicht gemeentes vanaf 2027 een participatieverordening te hebben.
Een andere verplichting voor overheden is de Kennisgevingsplicht: bij vaststelling van bijvoorbeeld een omgevingsplan moet de gemeente aangeven hoe het participatieproces eruit gaat zien. En de overheid heeft de Motiveringsplicht: er dient te worden aangegeven hoe de participatie eruit heeft gezien na de afronding.
Participatie vanuit een particuliere initiatiefnemer
Een initiatiefnemer (een individu, bedrijf of ander type organisatie) die een project wil realiseren met mogelijke impact op de leefomgeving, moet daarvoor een omgevingsvergunning aanvragen. Daarbij moet de initiatiefnemer aangeven of die aan participatie heeft gedaan en laten zien wat het resultaat is. Het kan dus ook voorkomen dat deze partij niet aan participatie heeft gedaan, de overheid mag de vergunningaanvraag niet weigeren bij onvoldoende participatie. Maar: in de Toelichting op het Omgevingsbesluit staat wel dat de participatie-inspanning van de aanvrager in verhouding moet zijn tot de aangevraagde activiteit. Toekomstige rechtspraak hierover kan op den duur in een duidelijker kader kunnen voorzien. Belanghebbenden zoals bewoners hebben wel het recht bezwaar en beroep aan te tekenen op de omgevingsvergunningaanvraag wanneer ze vinden dat ze te weinig gehoord zijn.
Decentrale overheden zoals gemeentes mogen geen extra inhoudelijke eisen stellen aan de participatie bij omgevingsvergunningen, tenzij de wet dit specifiek toestaat. Tenzij het gaat om een ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA)’. De BOPA past niet binnen de regels van een omgevingsplan. De gemeenteraad heeft een lijstje gemaakt van deze BOPA activiteiten (zoals de bouw van een windturbine), waarbij participatie wél verplicht is. Als de participatie in deze situatie gebrekkig is, dan kan de vergunningaanvraag buiten behandeling worden gelaten door het College van B&W.
Onze visie en aanraders voor vormvrije participatie
Binnen de Omgevingswet is participatie dus vormvrij en zijn er relatief weinig inhoudelijke eisen. Maar als participatie vormvrij is, hoe voorkom je dat participatie gereduceerd wordt tot slechts ‘een vinkje zetten’?
Voor ons is participatie een essentieel onderdeel van duurzame transities. Het zorgt ervoor dat bewoners op een goede manier worden meegenomen in wat nationale duurzaamheidsplannen heel concreet voor hun eigen woonplek gaan betekenen. Het is een kans om bewoners te betrekken bij duurzaamheid, te horen wat ze nodig hebben, en als het even kan ook duurzaamheid leuk voor hen te maken!
Ons team Participatie heeft voor gemeenten allerlei vormen van participatie begeleid. De complexiteit van de projecten liep uiteen, net als de beschikbare budgetten en de beoogde doorlooptijden voor het participatieproces.
Onze belangrijkste aanbeveling op basis van de Omgevingswet? Er gelden dan niet zoveel inhoudelijke eisen aan een participatieproces, maar er valt enorm veel te winnen door je participatieproces echt serieus te nemen. Vraag je dus niet alleen af: ‘wat moet er minimaal volgens de Wet?’, maar: ‘welke participatie is nodig gezien de aard van het project en de behoefte van de omgeving?’
Dat maatwerk kan er bijvoorbeeld uit zien als het gaat over een aardgasvrije wijk:
- Inventariseer op welk niveau de omgeving betrokken wil worden. Besef dat de ene bewoner meer intensief betrokken wil en kan zijn dan de ander. Niet iedereen heeft de tijd en energie om mee te denken over een toekomstig warmtenet of andere duurzame warmte oplossing, zeker wanneer er lokaal ook andere problemen spelen. Kijk dan wat er nodig is om de mensen wél aan te haken.
- Wees realistisch over welke (deel)onderwerpen je bewoners betrekt, niet iedereen kan overal wat van vinden. Het heeft bijvoorbeeld weinig zin om naar een mening te vragen over de businesscase van een warmtenet. Zo houd je de verwachtingen van de participatie reëel en transparant
- Maak participatie leuk (SME heeft hier allerlei werkvormen voor)! Dat maakt het minder zwaar en de kans dat mensen meedoen is groter.
Er zijn uiteraard nog allerlei andere manieren waarop je participatie zo goed mogelijk inricht. Dit artikel gaat vooral in op wat de Omgevingswet wel en niet vraagt, en is daarmee pas het startpunt van je daadwerkelijke participatieproces. Als gemeente werk je bij ruimtelijke ontwikkelingen altijd binnen het kader van de Omgevingswet.
Wil je dat SME meedenkt over hoe je een participatieproces als gemeente kan inrichten, bijvoorbeeld rondom aardgasvrije wijken, vergroening van de buurt of aanpak van energiearmoede? Neem dan contact met ons op!